De GAS-wet van 24 juni 2013 geeft steden en gemeentes de mogelijkheid administratieve sancties (verder 'GAS' genoemd) op te leggen voor gemeentelijke overtredingen, met enkele uitzonderingen voor bestaande strafrechtelijke sancties. Artikel 3 maakt het mogelijk om bepaalde misdrijven zowel strafrechtelijk als administratief te sanctioneren. Deze gemengde inbreuken zijn onderverdeeld in GAS 2, 3 en 4.
Gezien de gelijktijdige bevoegdheid van het Parket en de sanctionerend ambtenaar voor handhaving van de gemengde inbreuken (GAS 2-3) werden de afspraken inzake het sanctiebeleid vastgelegd in een protocolakkoord. Voor GAS 4-inbreuken is een protocolakkoord verplicht tussen gemeenten en de procureur des Konings, terwijl voor GAS 5-inbreuken geen akkoord nodig is.
De voorgestelde wijziging onder dit punt is puur technisch van aard. Elke verwijzing naar de GAS-wet moet voortaan worden aangevuld met verwijzing naar de latere wijzigingen, met name de eerder genoemde Wijzigingswet van 11 december 2023. Merk op dat bij verwijzing naar het KB van 9 maart 2014 wel nog de oude titel wordt gebruikt. Hier blijft verijwzing naar ANPR-camera's wel behouden, tot wijziging van dit KB.
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
Art. 1
Deze bijzondere politieverordening geeft uitvoering aan artikel 3, 3° van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties,
[met latere wijzigingen], dat bepaalt dat de gemeenteraad voor de inbreuken opgesomd in het koninklijk besluit van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen, kan voorzien in gemeentelijke administratieve sancties.
Deze bijzondere politieverordening is van toepassing op het grondgebied van de stad Menen met uitsluiting van de autosnelwegen die dit grondgebied doorkruisen.
3. Motivering wijziging artikel 3: definities
Ook deze voorgestelde wijziging onder dit punt is puur technisch van aard. Elke verwijzing naar de Wegcode moet voortaan worden aangevuld met verwijzing naar de latere wijzigingen. Zo is recent het begrip fietsstraat gewijzigd naar het ruimere begrip fietszone, dit als gevolg van het KB van 12 maart 2023 tot wijziging van de Wegcode.
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
Art. 3
De definities opgenomen in het Koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer van van het gebruik van de openbare weg,
[en latere wijzigingen,] zijn evenzeer van toepassing op onderhavige politieverordening.
4. Motivering wijziging en aanvulling artikel 4: vaststellers
De voorgestelde wijziging van de Bijzondere Politieverordening is direct het resultaat van de aanpassing van de GAS-wet door de Wijzigigingswet die sinds 8 januari 2024 van kracht is.
Artikel 2, c) van de Wijzigingswet bepaalt dat de ANPR-camera niet langer het enige en verplichte middel is voor het vaststellen van overtredingen van de verkeersborden "C3" en "F103". Het gebruik van de camera is nu optioneel, naast de mogelijkheid om dergelijke overtredingen handmatig en persoonlijk vast te stellen. Deze bepaling vereist ook de verwijdering van verwijzingen naar automatische toestellen.Ten slotte introduceert de wijzigingswet verschillende nieuwe "vaststellingselementen" die belangrijk zijn voor de burger om te kennen. Dit omvat de identificatiewijze bij vaststellingen zonder ANPR-camera (zie gewijzigd artikel 3, 3°, tweede streepje van de GAS-wet), de beperkte toegangsrechten van gemeentelijke vaststellers tot het Rijksregister en het DIV (zie gewijzigd artikel 21, §5 van de GAS-wet), en de bijzondere bewijswaarde van vaststellingen door politieambtenaren (zie gewijzigd artikel 21, §4, derde lid van de GAS-wet).
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd en aangevuld:
Art. 4
De inbreuken op het verkeersbord C3 en het verkeersbord F103 dienen te worden vastgesteld met automatisch werkende toestellen conform artikel 62 van de Wet dd.16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer.
[§1.] Alle andere inbreuken in [op de bepalingen van] deze bijzondere politieverordening kunnen worden vastgesteld door
:
1° politieambtenaren en agenten van politie;
2° gemeentelijke ambtenaren die voldoen aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 21 december 2013 tot vaststelling van de minimumvoorwaarden inzake selectie, aanwerving, opleiding en bevoegdheid van de ambtenaren en personeelsleden die bevoegd zijn tot vaststelling van de inbreuken die aanleiding kunnen geven tot de oplegging van een gemeentelijke administratieve sancties
[, met latere wijzigingen];
[§2.Inbreuken op de artikelen 23, 24 en 24bis van deze Bijzondere Politieverordening kunnen bovendien vastgesteld worden door middel van automatisch werkende toestellen, bedoeld in artikel 62 van de Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer ("de wegverkeerswet"). Wanneer zij desalniettemin zonder automatisch werkend toestel worden vastgesteld, dient de bestuurder onmiddellijk geïdentificeerd te worden. Indien het niet mogelijk is om de bestuurder op het ogenblik van de vaststelling te identificeren, gelden de regels betreffende de kentekenaansprakelijkheid, zoals bepaald in artikel 33 van de Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, zoals gewijzigd door de Wet van 11 december 2023.
§3. Op voorwaarde dat voorafgaandelijk een machtiging werd verkregen van de minister bevoegd voor Binnenlandse zaken, hebben de onder §1, 2° vermelde personen, in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden, toegang tot de volgende persoonsgegevens van de overtreder uit het Rijksregister :
- de identificatiegegevens, meer bepaald de naam, voornamen en geboortedatum van de persoon;
- de hoofdverblijfplaats;
- het rijksregisternummer;
- desgevallend de datum van overlijden.
Bovendien hebben de onder §1, 2° vermelde personen, in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden, toegang tot de hiervoor ter zake dienende gegevens van de Kruispuntbank van de voertuigen, op voorwaarde dat voorafgaandelijk een machtiging werd verkregen, zoals bedoeld in artikel 18 van de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen.
§4. Alle originele vaststellingen van de in deze politieverordening bedoelde inbreuken dienen uiterlijk binnen de twee maanden na de vaststelling overgemaakt te worden aan de sanctionerend ambtenaar.
Gebeurt de vaststelling door de onder §1, 2° vermelde personen, dan hebben deze personen de keuze om gebruik te maken van een gehandtekend gematerialiseerd verslag, dan wel een elektronisch ondertekend gedematerialiseerd verslag. In dit laatste geval volstaat, in afwijking op het eerste lid, de verzending van een digitale kopie van het vaststellingsverslag aan de sanctionerend ambtenaar.
Gebeurt de vaststelling door de onder §1, 1° vermelde personen, dan worden de op basis van deze politieverordening vastgestelde inbreuken opgenomen in een proces-verbaal dat bovendien bewijskracht heeft tot bewijs van het tegendeel, op voorwaarde dat een afschrift ervan binnen een termijn van veertien dagen overgemaakt wordt aan de overtreder. Dit tegenbewijs kan met alle middelen van recht geleverd worden.]
5. Wijziging artikelen 23 en 24: niet in acht nemen van de verkeersborden "C3", respectievelijk "F103"
De voorgestelde wijzigingen van de Bijzondere Politieverordening onder dit punt zijn een direct gevolg van de aanpassing van de GAS-wet, die sinds 8 januari 2024 van kracht is.
Op basis van artikel 2, c) van de wijzigingswet is het gebruik van de ANPR-camera niet langer het enige en verplichte middel om overtredingen van de verkeersborden "C3" en "F103" vast te stellen. Het gebruik van de camera is nu optioneel, naast de mogelijkheid om deze overtredingen handmatig en persoonlijk vast te stellen. Deze bepaling vereist ook de verwijdering van de verwijzing naar automatisch werkende toestellen.
De artikelen 23 en 24 worden als volgt gewijzigd:
Art. 23
Het niet in acht nemen van het verkeersbord C3
wanneer deze inbreuken vastgesteld worden door automatisch werkende toestellen [verboden toegang, in beide richtingen, voor iedere bestuurder].
Art. 24
Het niet in acht nemen van het verkeersbord F103
wanneer deze inbreuken vastgesteld worden door automatisch werkende toestellen [begin van de voetgangerszone].
6. Motivering toevoeging artikel 24bis: niet in acht nemen van het inhaalverbod in fietszone (verkeersbord "F111")
Op basis van artikel 2, d) van de wijzigingswet en het nieuwe Protocolakkoord, kan de sanctionerend ambtenaar voortaan zorg dragen voor de handhaving van het inhaalverbod in fietsstraten (verkeersbord "F111") Gezien Het Parket deze nieuwe inbreuk opnam in het protocolakkoord, moet dit ook expliciet in de lokale regelgeving worden opgenomen, en ook in de titel van de Bijzondere politieverordening worden aangevuld, met vermelding van verkeersbord F111.
Dit vereist echter, conform artikel 3 van de GAS-wet, dat een bepaling die is gebaseerd op artikelen 22novies, tweede lid (inhaalverbod in fietsstraten) en 71.2, vijfde laatste lid (betekenis van verkeersbord "F111") van de Wegcode, wordt opgenomen in de Bijzondere Politieverordening.
De sanctionerend ambtenaar kan zijn handhavingsacties namelijk niet direct baseren op de Wegcode. Het Parket van West-Vlaanderen heeft aangegeven dat alle gemengde overtredingen die in lokale regelgeving mogen worden opgenomen, ook daadwerkelijk moeten worden opgenomen in de Bijzondere Politieverordening, in functie van effectieve handhaving. Het Parket zal deze overtredingen namelijk geen prioriteit meer geven en zal ze niet meer vervolgen. Daarom is in het Protocol vastgelegd dat voor overtredingen in fietsstraten gemeentelijke administratieve sancties zullen worden toegepast.
Sinds recente wijziging van de Wegcode Bij KB van 12 maart 2023 is het begrip fietsstraat vervangen door het begrip 'fietszone', die ook meerdere fietsstraten kan omvatten, aangeduid met beginbord (F111) en eindbord (F113).
De inhoud van het nieuwe artikel 24bis luidt als volgt:
Art. 24bis
Het niet in acht nemen van het verkeersbord F111 [fietsstraat en/of fietszone]
LET OP: Bij dit laatste punt moet expliciet een voorbehoud worden gemaakt met betrekking tot de overdracht van bevoegdheden met betrekking tot de vervolging van overtredingen van het verkeersbord "F11
1" (fietsstraten - zie pagina 3, artikel 1.3, nr. 2 van het Protocolakkoord). Het probleem is als volgt: de sanctionerend ambtenaar kan alleen sancties opleggen voor overtredingen van het verkeersbord "F111" als deze overtreding daadwerkelijk wordt opgenomen in de lijst van artikel 2 van het genoemde Koninklijk Besluit van 9 maart 2014. Deze aanvulling valt onder de verantwoordelijkheid van de FOD Mobiliteit, die tot nu toe echter in gebreke is gebleven. Het Parket werd verzocht om, in afwachting van de aanvulling van het Koninklijk Besluit, ofwel de strafrechtelijke vervolging voort te zetten, ofwel een voorbehoud in het Protocolakkoord op te nemen. Het Parket heeft echter geen van beide opties aanvaard.
Het is belangrijk om voorlopig (d.w.z. in afwachting van de aanpassing van artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 9 maart 2014) de bevoegdheid met betrekking tot fietsstraten en/of fietszones niet uit de Bijzondere Politieverordening weg te laten (zie nieuw voorgesteld artikel 24bis), omdat dit anders een tegenstrijdigheid zou veroorzaken tussen de Bijzondere Politieverordening en het Protocolakkoord. Dit zou niet bevorderlijk zijn voor de rechtszekerheid en duidelijkheid voor de burger. Daarom is ervoor gekozen om het nieuwe artikel 24bis alvast te behouden en via een voetnoot te vermelden dat de inwerkingtreding wordt uitgesteld, zoals ook opgenomen in artikel 37. Op deze manier blijft er ook ruimte voor eventuele strafrechtelijke vervolging door het Parket.
7. Motivering wijziging artikel 33: procedure
De voorgestelde aanpassing van de Bijzondere Politieverordening onder dit punt is direct het gevolg van de wijziging van de GAS-wet, die sinds 8 januari 2024 van kracht is.
Artikel 19, 2° van de wijzigingswet stelt nu een maximale termijn van zes maanden vast voor de sanctionerend ambtenaar om verweerschriften van burgers te beantwoorden, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van de overtreding. Voorheen werd hiervoor een "redelijke termijn" gehanteerd, die niet nader werd omschreven in de wet en door de rechter in elk specifiek geval moest worden beoordeeld. Deze termijn is een vervaltermijn, waarna geen GAS-boete meer kan worden opgelegd
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
Art. 33
Verklaart de sanctionerend ambtenaar de verweermiddelen niet gegrond, dan brengt hij de overtreder hiervan
[, binnen de zes maanden te rekenen vanaf de datum van de vaststelling de inbreuk,] op een met redenen omklede wijze bij gewone zending op de hoogte met verwijzing naar de te betalen administratieve geldboete die binnen een nieuwe termijn van dertig dagen na deze kennisgeving moet worden betaald.
8. Motivering wijziging artikel 37: inwerkingtreding
Onder dit punt wordt een louter formele verduidelijking voorgesteld. Door opnieuw wijzigingen aan te brengen kan niet langer gesteld worden dat alle bepalingen van de Bijzondere Politieverordening op 1 januari 2021 of 01 december 2021 in werking zullen treden". Een opsplitsing tot verfijning van de diverse data tot inwerkingtreding dringt zich op.
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
Art. 37
Onderhavige bijzondere politieverordening treedt [is] in werking [getreden] op 1 januari 2021 [,met uitzondering van:
- artikelen 17 en 28 inzake onrechtmatige inname van voorbehouden parkeerplaatsen voor personen met een handicap- sinds 01.12.2021 reeds opgeheven;
- artikel 4, §2 t.e.m. §4, en de invoeging van de in artikel 33 bepaalde beslissingstermijn, die allen inwerking treden op 1 juli 2024;
- artikel 24bis, dat pas in werking zal treden van zodra de toekomstige aanvulling van artikel 2 van het Koninklijk besluit van 9 maart 2014 “betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F 103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen” met deze inbreuk zélf in werking zal getreden zijn]
9. Motivering wijziging artikel 38 - overgangsbepalingen
Om het lezen van dit artikel te bevorderen, is een kleine herwerking aangewezen.
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
Alle overtredingen m.b.t. [d
eze bijzondere politieverordening] die worden vastgesteld na de inwerkingtreding [v
an deze politieverordening], worden onderworpen aan de sancties van huidige politieverordening.
Bij deze wijziging wordt - evenals bij de wijziging van de Algemene Politieverordening - zonale uniformiteit nagestreefd als uitgangspunt, en waar mogelijk ook uniformiteit binnen het gerechtelijk arrondissement;
Gelet op de voorafgaande besprekingen omtrent de voorgestelde aanpassingen, zowel met politiediensten, alsook met de diverse diensten van de stad (Dienst mobiliteit, dienst Omgeving, Dienst Veiligheid en Samenleven). Overwegende dat deze voorstellen tot aanpassing gunstig werden geadviseerd;
Gelet op het zonaal overleg door de werkgroep APV, in functie van zonale uniformiteit en afstemming;
Gelet op het voorafgaand advies en overleg met de referentiemagistraat GAS;
Gelet op het voorafgaand overleg met de politiediensten en toelichting aan het politiecollege, in samenhang met de besprekingen omtrent het vernieuwde protocol;